De NSW geeft geen specifieke oppervlakte vereisten. In art. 2 lid 1 onderdeel a van het Rangschikkingsbesluit worden deze nadere voorwaarden wel gesteld. Hierin wordt aangegeven dat het te rangschikken landgoed tenminste vijf aaneengesloten hectare moet beslaan. Tevens mogen de gerangschikte onroerende zaken geen inbreuk maken op het natuurschoon. Het is bijvoorbeeld mogelijk bijbehorende boerderijen ook te rangschikken, mits het gebruik daarvan geen inbreuk maakt op het natuurschoon zoals bedoeld in art. 2 lid 2 van het Rangschikkingsbesluit. In art. 2 lid 3 van het Rangschikkingsbesluit wordt aangegeven wanneer sprake is van een aaneengesloten gebied. Als sprake is van gescheiden terreinen moet er sprake zijn van een landschappelijk, functioneel en organisatorisch verband tussen deze terreinen. Er mag bijvoorbeeld wel een onverharde weg door het gebied lopen, of niet-geëlektrificeerde enkelsporen en waterlopen die niet breder zijn dan vijfentwintig meter. Tevens maakt een verharde weg die niet breder is dan vijf meter geen inbreuk op het natuurschoon. Rechtbank Utrecht oordeelde echter dat een verharde weg breder dan vijf meter ook geen inbreuk maakt op het natuurschoon. Deze uitspraak geeft aan dat de bepalingen ruim geïnterpreteerd kunnen worden, zodat er snel sprake is van een aaneengesloten landgoed. Tevens kan er van deze vereisten worden afgeweken als de beide delen een landschappelijke of functionele samenhang hebben. Rechtbank Utrecht oordeelde in dezelfde uitspraak tevens dat gekeken dient te worden naar de cultuurhistorische waarde van het object. Er kan niet enkel getoetst worden aan het belang van het natuurschoon, er moet wel degelijk gekeken worden naar het culturele belang van de gerangschikte objecten. Het is mogelijk om landgoederen kleiner dan vijf hectare – maar tezamen minimaal vijf hectare groot – te rangschikken onder de NSW, ex art. 3 leden 3 en 4 van het Rangschikkingsbesluit. Dit kan onder andere door middel van een samenwerkingsrangschikking. Dit houdt in dat eigenaren van twee aangrenzende percelen samen verzoeken tot NSW-rangschikking, vervolgens krijgen beide percelen een eigen beschikking. Door middel van een samenwerkingsrangschikking komen landgoederen sneller in aanmerking voor de NSW-status, aangezien ze samen aan de oppervlakte- en bezettingsvereisten moeten voldoen. Aan alle overige vereisten moet de landgoederen zelfstandig voldoen, dit betreft bijvoorbeeld de openstelling van het landgoed. Om samen een NSW beschikking te krijgen moet er sprake zijn van een nauwe historische band tussen de twee percelen. De mogelijkheid van een samenwerkingsrangschikking is door de wetgever in het leven geroepen om het particulier bezit van NSW-landgoederen aan te moedigen en te vergemakkelijken. Een voorbeeld van een samenwerkingsrangschikking zijn de naast elkaar gelegen, landgoederen A (drie hectare) en B (drie hectare). Tussen landgoederen A en B is sprake van een nauwe historische band. Beide landgoederen voldoen aan de vereiste 30% houtopstanden, waarover later meer. Per landgoed is er niet voldaan aan het oppervlaktevereiste van minimaal vijf hectare. A en B kunnen echter wel een samenwerkingsrangschikking aanvragen. Ze voldoen per landgoed aan alle vereisten en samen is de oppervlakte groter dan vijf hectare. Een landgoed met een oppervlakte tussen de één en vijf hectare kan tevens door middel van een aanleunrangschikking gerangschikt worden. Het kleine landgoed leunt tegen het grote NSW-landgoed aan. Het grote perceel is al gerangschikt onder de NSW, aan alle vereisten voldoet het landgoed zelfstandig. Het kleine perceel lift als het ware mee op de NSW-status van het aangrenzende perceel ex art. 3 lid 3 Rangschikkingsbesluit. Dit geldt overigens alleen voor het oppervlaktevereiste. Wel moet er een nauwe historische band bestaan tussen de beide percelen. Een perceel kleiner dan één hectare komt alleen in aanmerking als het naastliggende perceel al is gerangschikt als NSW-landgoed. Tevens moet er sprake zijn van een opstal van voor 1940, waarvan de uiterlijke kenmerken zijn behouden, ex art. 3 lid 4 Rangschikkingsbesluit. Tot slot is een nauwe band vereist tussen het te rangschikken perceel en het naastgelegen NSW-landgoed. Bruggink merkt op dat het zeer onwenselijk is dat percelen kleiner dan één hectare alleen via een “verzwaarde vorm” van een aanleunrangschikking de NSW-status kunnen verkrijgen. Aangezien het kleine percelen steeds moeilijker wordt gemaakt om de NSW-status te krijgen, terwijl de overheid graag ziet dat de particuliere sector meer investeert in natuurbeheer. Een voorbeeld van een aanleunrangschikking is landgoed A (veertig hectare en NSW gerangschikt) en het naastgelegen landgoed B (negentig are en niet gerangschikt). B voldoet aan alle vereisten om gerangschikt te worden, behalve aan de vereiste vijf hectare. B kan echter een aanleunrangschikking aanvragen, aangezien A al gerangschikt is. Voor zowel de samenwerkings- als de aanleunrangschikking is een nauwe band tussen de percelen vereist. Deze nauwe band is volgens de Memorie van Toelichting bij het Belastingplan 2006 (hierna: MvT) van toepassing als de percelen eerst van één eigenaar zijn geweest, gezamenlijk beheerd zijn, of bijvoorbeeld dezelfde stijl, architectuur of tuinaanleg hebben. Tot slot kan de nauwe historische band worden aangetoond als er sprake is van historische bronnen waaruit de samenhang tussen de onroerende zaken blijkt. In het geval de eigenaar van een landgoed afhankelijk is van een naastgelegen landgoed om een NSW-rangschikking te krijgen, spreken we van een afhankelijke rangschikking. Dit is het geval bij een samenwerkings- of aanleunrangschikking. Op het moment dat één van beide niet meer aan de vereisten voldoet, vervalt ook de NSW-rangschikking voor het andere landgoed. De andere mogelijkheid bestaat uit onafhankelijke rangschikkingen. Onafhankelijke rangschikkingen zijn rangschikkingen waarbij er meer dan vijf hectare grond is en de eigenaar niet afhankelijk is van anderen om te voldoen aan de vereisten van de NSW. Voor buitenplaatsen is een afwijkende regeling in het leven geroepen. Op grond van art. 3 leden 1 en 2 Rangschikkingsbesluit kunnen buitenplaatsen kleiner dan vijf hectare wel worden gerangschikt onder de NSW. In artikel 1 lid 1 onderdeel c van het Rangschikkingsbesluit wordt de definitie van een buitenplaats gegeven. Het betreft een onroerende zaak waarop een in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis is gebouwd, met eventuele bijgebouwen. Tevens moet er aanwezig zijn: een historische tuin of park van tenminste één hectare, waarvan de aanleg dateert van voor 1850 en waarvan tenminste nog enkele gedeelten herkenbaar zijn. Tot slot moet één van de onderdelen aangemerkt zijn als monument. Het is niet vereist dat het hoofdhuis een monument moet zijn, dat kan ook een bijgebouw of de tuin zijn. Indien hieraan is voldaan hoeft de eigenaar niet te voldoen aan het oppervlaktevereiste en het bezettingsvereiste, vervolgens kan de buitenplaats gerangschikt worden onder de NSW. [/vc_column_text][vc_column_text css=”.vc_custom_1502099269674{margin-bottom: -15px !important;}”]
Lees meer over:
[/vc_column_text][vc_wp_custommenu nav_menu=”4″ el_class=”custommenu”][vc_column_text]
Vragen? Neem contact met ons op!
De Natuurschoonwet 1928 kan grote fiscale voordelen opleveren voor eigenaren van natuurschoon. Wij kunnen u exact aangeven wat de mogelijkheden zijn, waarbij wij rekening houden met de bestuurbaarheid en exploitatiemogelijkheden voor huidige en volgende generaties. Daarnaast verzorgen wij de procedure rond het rangschikken van uw (nieuwe) landgoed.