Hierna volgt een korte omschrijving omtrent de mogelijkheden om een NSW-landgoed te gebruiken in de uitoefening van een onderneming. Tevens wordt kort ingegaan op de eventueel van toepassing zijnde vrijstellingen. Een vergaande inhoudelijke uitwerking van de regeling betreffende winst uit onderneming en de vrijstellingen gaat voor hier te ver. Heeft u vragen, neem dan gerust contact met ons op!
Winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden
Een NSW-landgoed kan gebruikt worden in de uitoefening van een onderneming. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bos- of landbouwbedrijf, camping of horecagelegenheid die is gevestigd op het NSW-landgoed. In dat geval kan het landgoed gerekend worden tot het ondernemingsvermogen op grond van art. 3.8 e.v. Wet IB 2001. Uiteraard moet sprake zijn van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, waarmee wordt deelgenomen aan het maatschappelijk verkeer met het oogmerk om winst te beogen en redelijkerwijs winst te verwachten. Als er niet aan deze vereisten is voldaan wil dat niet automatisch zeggen dat het landgoed in box 3 belast wordt. Het landgoed kan immers ook resultaat uit overige werkzaamheden vormen, bijvoorbeeld door terbeschikkingstelling aan een andere onderneming of B.V. van de eigenaar van het landgoed, ex art. 3.91 jo 3.92 Wet IB 2001.
Tevens is het mogelijk dat bepaalde gedeelten van het landgoed tot het (verplicht) ondernemingsvermogen kunnen worden gerekend. Om tot een goede etikettering te komen is het leerstuk van de vermogensetikettering van groot belang. Hieruit volgt bijvoorbeeld dat het gedeelte van het landgoed waarop een woning staat, die alleen wordt gebruikt voor bewoning door de eigenaar, onder het verplichte privévermogen valt. Een pand dat gedeeltelijk wordt gebruikt voor de uitoefening van de onderneming en gedeeltelijk wordt bewoond valt onder het keuzevermogen. De belastingplichtige zal zelf moeten aangeven hoe het geëtiketteerd moet worden. Tenzij dit de grenzen van de redelijkheid te boven gaat, dan moet gecorrigeerd worden. Als een onroerende zaak gelegen op een NSW-landgoed geheel wordt gebruikt in de uitoefening van een bedrijf zal deze onroerende zaak tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren. De uitoefening van de onderneming mag echter geen inbreuk maken op het karakter van het NSW-landgoed, anders komt de NSW-rangschikking in gevaar, op grond van art. 3 NSW of art. 4 tot en met 6 van het Rangschikkingsbesluit. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een eigenaar van een NSW-landgoed die na enkele jaren besluit op een gedeelte van het landgoed met intensieve veehouderij te starten. In art. 4 letter b Rangschikkingsbesluit is expliciet bepaald dat intensieve veehouderij inbreuk maakt op het natuurschoon. Het gedeelte waarop de intensieve veehouderij plaats vindt kan niet gerangschikt worden, als dit bijvoorbeeld een halve hectare is en het totale landgoed beslaat vijf hectare voldoet de eigenaar niet aan de vereiste vijf hectare natuurschoon en vervalt de NSW-rangschikking. Hierdoor kan bijvoorbeeld de nog in te vorderen overdrachts- schenk- of erfbelasting claim (inclusief invorderingsrente) gaan herleven.
Als een NSW-landgoed fiscaal tot het ondernemingsvermogen behoort, gelden daarvoor verder de normale regels met betrekking tot de winstbepaling. Art. 3.25 e.v. Wet IB 2001 zijn van overeenkomstige toepassing op het ondernemingsvermogen, zodat het leerstuk van goed koopmansgebruik van toepassing is. Doordat het landgoed onder de gewone winstregels valt moet rekening worden gehouden met een inkomstenbelastingclaim over de eventueel aanwezige waardestijging van het landgoed, de waardestijging wordt belast tegen het progressieve tarief in de inkomstenbelasting verminderd met de MKB winstvrijstelling van art. 3.79a Wet IB 2001. Het voordeel om het landgoed aan te merken als ondernemingsvermogen is de mogelijkheid om verlies in box 1 te nemen. Aangezien de exploitatie van een landgoed vaak niet rendabel is, kan het een voordeel zijn om eventueel aanwezig keuzevermogen aan te merken als ondernemingsvermogen. Op deze manier kan de eigenaar van het landgoed de verliezen uit de exploitatie van het landgoed in mindering brengen op de positieve inkomsten in dezelfde box.
Bos- en landbouwvrijstelling
In het geval een NSW-landgoed wordt gerekend tot het ondernemingsvermogen en het landgoed wordt gebruikt voor de uitoefening van een bos- of landbouwbedrijf zijn daarvoor nog enkele vrijstellingen mogelijk: de bosbouwvrijstelling, ex art. 3.11 Wet IB 2001, de landbouwvrijstelling, ex art. 3.12 Wet IB 2001 en de winstvrijstelling voor de ontvangst van subsidies voor de ontwikkeling en de instandhouding van bos en natuur, ex art. 3.13 lid 1 onderdeel g Wet IB 2001.
Voor de landbouwvrijstelling geldt dat er een beroep op de vrijstelling kan worden gedaan als sprake is van een landbouwbedrijf. Dit wil niet zeggen dat de gehele onderneming daarop gericht dient te zijn. In 1955 heeft de HR voor de landbouwvrijstelling beslist dat het gaat om de feitelijke beoefening van een landbouwbedrijf. Als grond dienstbaar is aan de daadwerkelijke exploitatie van een landbouwbedrijf is de vrijstelling van toepassing. De bosbouwvrijstelling geeft een imperatieve vrijstelling, deze vrijstelling is van toepassing als aan de voorwaarden is voldaan. Er is sprake van een bosbouwbedrijf als er in technische zin een bosterrein wordt beheerd, volgens de regels betreffende normaal bosbeheer. Door deze ruime interpretatie is de vrijstelling in de praktijk direct van toepassing. Omdat het een imperatieve vrijstelling betreft is er geen keuze mogelijkheid voor de belastingplichtige.
Het is mogelijk om te opteren voor belaste bosbouw, ex art. 3.11lid 2 Wet IB 2001. De belastingplichtige heeft zelf de keuze de bosbouwactiviteiten in de belaste sfeer te laten plaatsvinden voor een periode van minimaal tien jaar. Dit is van groot belang aangezien bosbouwbedrijven vaak verliesgevend zijn. Als men voor de vrijstelling kiest kan men deze verliezen niet in box 1 in aftrek brengen. Bij de aanvang van de vrijstelling ontstaat een afrekenmoment, de claim kan ex art. 12 lid 3 UB IB 2001 worden doorgeschoven indien de onderneming gedurende tenminste vijf jaar wordt voortgezet. Voor de landbouwvrijstelling bestaat deze keuzemogelijkheid niet. Indien er aan de voorwaarden is voldaan, is de landbouwvrijstelling automatisch van toepassing. Dit is ook niet zo erg aangezien landbouwgrond niet veel in waarde zal dalen en de waardestijgingen van de grond juist zijn vrijgesteld van belastingheffing. De landbouwvrijstelling geldt voor de waardeveranderingen van landbouwgronden die niet zijn ontstaan door de bedrijfsvoering of door bestemmingswijziging.